Jan van Dorp

Levensloop
Ds. Baart de la Faille werd in 1929 opgevolgd door ds. Jan van Dorp uit Enschede. Hij was 41 jaar oud toen hij de 49ste predikant van Austin Friars werd (ds. Ten Napel is de 57ste ). Hij werd bevestigd door ds. Lindeboom, later professor Lindeboom. Niet lang na zijn intrede begon de economische recessie die maakte dat veel initiatieven van zijn voorganger niet meer betaald konden worden of niet meer relevant waren; zo liep het aantal dienstmeisjes drastisch terug.

Oorlogsdominee
Zijn periode is vooral gekenmerkt door de oorlog. Hij schreef daarover een boek: Het licht achter de muur, dat in 1946 verscheen. Hieruit licht ik een aantal passages, waarbij ik die over de doop van prinses Irene en de verwoesting van de kerk oversla, omdat die al bij de geschiedenis van Austin Friars aan de orde zijn geweest. Vlak voordat de oorlog was uitgebroken werden in augustus 1939 de 24 ouden van dagen uit de Hofjes in Charlton geëvacueerd omdat deze niet ver van Greenwich lagen. In de eerste wereldoorlog hadden daar al luchtaanvallen plaatsgevonden waardoor de bewoners toen van streek raakten en met cognac werden bijgebracht. Er vielen echter steeds meer mensen flauw totdat de dokter in plaats van cognac een bitter drankje voorschreef tegen het gevolg van luchtaanvallen. De evacués konden in Libury Hall van de Society of Friends of Foreigners in Distress in Munden bij Ware in Hertfordshire worden ondergebracht, omdat dat een tehuis voor buitenlanders was en er veel Duitsers gerepatrieerd waren. Ze vonden het gezelliger want er waren meer gemeenschappelijke ruimten. De laatste Nederlandse bewoner – er waren sinds het begin nieuwe bijgekomen – overleed in 1952.

Op zaterdagochtend 18 november 1939 liep het Nederlandse schip Simon Bolivar (132 bemanningsleden en 256 passagiers) op een mijn in de monding van de Theems, gevolgd door een tweede ontploffing toen de opvarenden in de reddingsboten zaten. Ruim honderd personen kwamen om en verscheidene gewonden werden naar ziekenhuizen gebracht. Ds. Van Dorp werd om negen uur s’avonds gewaarschuwd dat de overige personen in Liverpool Street Station zouden aankomen om in het Great Eastern Hotel, daar vlakbij, opgevangen te worden. Ze arriveerden eerst tegen middernacht met pikzwarte gezichten en handen vanwege de stookolie. De 200 schipbreukelingen waren in geleende kleren of dekens gehuld. Ze kregen een maaltijd in het hotel maar toen zaten tafellakens, handdoeken, wasbakken en wc’s onder de stookolie. Het werd duidelijk dat ze niet in het hotel konden slapen. De Engelsen brachten uitkomst door goedkeuring te verlenen dat ze met ambulances naar ziekenhuizen werden vervoerd. De volgende dag, toen ds. Van Dorp hen vóór de zondagsdienst bezocht, bleek hem pas goed hoe groot en dringend de behoefte aan kleren was. Omdat alle winkels uiteraard dicht waren kreeg hij de inval dit in de dienst af te kondigen. Al spoedig werden er kleren in het hotel bezorgd, niet alleen met auto’s maar zelfs met vrachtwagens. Vele vrijwilligers sorteerden de kleren in een paar zalen van het hotel en deelden deze uit.
In Austin Friars liep het kerkbezoek terug: sommigen waren naar Nederland teruggegaan, anderen werden geëvacueerd, mannen werden in dienst geroepen en het vervoer werd steeds moeilijker. Maar na de Duitse inval kwamen er vluchtelingen, eerst uit Nederland en later uit Frankrijk. Het wantrouwen van de Engelsen tegen vreemdelingen groeide, zoals te begrijpen valt. Ze waren bang voor spionnen en voor defaitisten. Ze begrepen niet waarom Nederland gecapituleerd had voor het dreigement dat na Rotterdam andere steden zouden worden gebombardeerd. Toen de blitz in de herfst van 1940 Londen trof – en daarbij vielen veel meer doden dan in Rotterdam – riepen de bewoners van de verwoeste huizen in het East End tegen koning George VI en koningin Elizabeth die hen bezochten: “We can take it!”. Er verschenen laconieke opschriften zoals “Business as usual” bij een zwaar beschadigde winkel of bij de puinhoop van een pub: “Open all night”. Vreemdelingen werden in hun bewegingsvrijheid beperkt door spertijd, een verbod om auto te rijden, een fototoestel of landkaarten te bezitten en een regelmatige meldingsplicht bij de politie. Alle naamborden van plaatsen en wegwijzers werden verwijderd, evenals alle reclame en aanplakbiljetten waarop een plaatsnaam voorkwam. Ook op de stations verdwenen de naamborden en werden de haltes niet meer afgeroepen.

Leger- en vlootpredikant
Toen de uit Nederland gevluchte regering in mei 1940 in Austin Friars naar de kerk kwam, bood ds. Van Dorp aan de helft van zijn tijd leger- en vlootpredikant te worden. Op 6 juni werd hij benoemd. Daardoor kon hij ontheffing krijgen van de beperkingen voor vreemdelingen. Hij deed er ook nog het koopvaardijpersoneel bij; die hadden tenminste ervaring met van huis te zijn, wat voor de militairen meestal niet het geval was. Hij kon weinig doen voor de gezinnen in Nederland behalve brieven verzamelen voor distributie na de oorlog. Verder waren er vele materiële problemen en ook geestelijke. Hij schreef dat hij toen wist waarom hij in Londen stond: “…om te steunen, op te richten, te troosten en te bemoedigen”. Hij trok door het hele land tot aan Dundee en Holyhead en bezocht overal kampementen, oorlogsbodems, koopvaardijschepen en ook NSB geïnterneerden op het eiland Man. Hij moest ook mee beoordelen of dienstweigering gerechtvaardigd was. In de loop van jaren kwamen er meer leger- en vlootpredikanten uit Nederlands-Indië en Amerika, zoals ds. Mietes, die later naar Curaçao vertrok, ds. Buenk, die meeging met de Irene Brigade, ds. Sillevis Smit, later hoofd vlootpredikant en ds. Veltkamp voor de koopvaardij. Ds. Van Dorp leidde veel begrafenissen, vooral voor de luchtmacht. Daarbij was er steeds een krans uit naam van de familie thuis en er werden foto’s gemaakt van de stoet en het graf om na de oorlog aan de nabestaanden te doen toekomen.

Voor vele Nederlandse vluchtelingen in Engeland was de taal een probleem. Daarbij moeten we wel bedenken dat de generatie van mijn ouders, voorzover die een vreemde taal kende, vooral frans en duits sprak, maar dat engels duidelijk op de laatste plaats kwam. Dit werd versterkt door de Boerenoorlog in Zuid-Afrika waarbij Nederland uiteraard sympathiseerde met de Boeren. Het verhaal gaat dat Professor Gerbrandy, toen hij in Londen ministerpresident was geworden en zijn opwachting bij Churchill kwam maken, bij het binnentreden:”Goodbye” zei, Churchill zou later gezegd hebben dat dit zijn kortste onderhoud ooit was. Diegenen die al langer in Londen woonden boden aan de nieuwkomers te helpen bij het engels of de verschillen in gewoonten tussen de beide volken, maar daar is weinig gebruik van gemaakt.
Ds van Dorp ging met zijn vrouw naar de verwoeste kerk en stond daar samen met de ouderlingen ten Doesschate en van Dulken en de koster Rus op de puinhoop. Ze zagen een gat in de muur van een kantoor waardoor het licht van een lamp scheen, die op een bureau stond waarachter een secretaresse zat te tikken. Het werk ging door. Deze episode gaf aan het boek zijn titel: Het licht achter de muur.

Gemeente zonder kerkgebouw
Het verhaal hoe wij aan de noodkerk, St. Mary’s, kwamen, nadat Austin Friars in oktober 1940 in een puinhoop was veranderd, is de moeite waard. De volgende dag werd ds van Dorp, nadat eerst zijn huis was gebeld, aan de telefoon geroepen op het kantoor van Blijdenstein in Threadneedle Street waar hij met de ouderlingen van Dulken en ten Doesschate (procuratiehouder bij Blijdenstein) vergaderde. Dat was de archdeacon (een rang onder die van bisschop) Phillimore die hem vroeg of ze al wisten waar ze de kerkdiensten zouden houden. Ze hadden net beslist dat de eerste zondag de dienst in de schuilkelder van Blijdenstein zou plaatsvinden, vooral omdat de meeste gemeenteleden niet wisten dat de kerk verwoest was; zoiets werd niet gepubliceerd om de vijand geen inlichtingen te geven. Hij bood hun zonder kosten St. Mary’s aan in Bourdon Street, dat leeg stond en alleen schoongemaakt hoefde te worden. Begin 1939 was er in Londen een bijeenkomst belegd door de Hugo Grotius Society als een laatste poging om de vrede te redden. Men wilde toen een borstbeeld van Hugo de Groot in Austin Friars plaatsen en aan deze plechtigheid was een korte godsdienstoefening verbonden, waarvoor Phillimore, voorzitter van dit gezelschap, zijn zoon aanbeval. Deze was zeer vereerd toen hij werd uitgenodigd. Hij had ook op 10 mei 1940 zijn deelneming betuigd.

Ook van andere kanten kwam veel praktische hulp. Het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap drukte gratis 50.000 nederlandse bijbels en 100.000 exemplaren van het Nieuwe Testament, die bestemd waren voor Austin Friars, de strijdkrachten, koopvaardijpersoneel, maar ook om in bevrijd Nederland te worden verspreid. Ds van Dorp vertelt niet hoe hij aan orgelmuziek en catechisatie materiaal kwam, maar wel dat van de gezangboeken een overdruk werd gemaakt omdat het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap volgens zijn statuten alleen bijbels mochten drukken. Met Kerstmis 1939 hield ds van Dorp zijn eerste radiotoespraak tot nederlandse luisteraars voor de BBC. Hij had zijn tekst en een engelse vertaling daarvan moeten inleveren. Hij sprak in aanwezigheid van een censor die hem een compliment gaf voor de timing maar vroeg welk woord hij had toegevoegd na “mannen en vrouwen”. Dat was “kinderen”. Hij kreeg een waarschuwing nooit iets te veranderen in een door de censuur goedgekeurde tekst: “there is a war on, you know”.Zelfs voor de toespraken van koningin Wilhelmina voor de radio werd een engelse vertaling vereist. Later sprak hij vaak voor radio Oranje, ook bij bijzondere gelegenheden als de verwoesting van de kerk, koninklijke verjaardagen en 10 mei herdenkingen op de puinhoop van Austin Friars. Dan werd hij ook soms gevraagd voor een uitzending van de BBC naar Zuid-Afrika. Op den duur werden de radiotoespraken gehouden door alle leger-en vlootpredikanten en aalmoezeniers. Hij vond het moeilijk zich in te leven in de omstandigheden van zijn gehoor, omdat het in Londen wemelde van de geruchten waarvan het waarheidsgehalte niet te controleren viel. Hij wilde vooral voorkomen dat er op gereageerd zou worden in de trant van: hij heeft goed praten, hij zit daar veilig en heeft eten en drinken. Op Dolle dinsdag 5 september 1944 (3 september was Brussel bevrijd en de dag daarna Antwerpen)gingen in Nederland de geruchten, mede omdat sommige duitse eenheden vertrokken, dat de geallieerden al waren opgerukt tot Breda, Den Haag of zelfs Amsterdam. Ook in Londen speelde dat. Er werden 500 liturgieën gedrukt voor een dankdienst op 10 september 1944. Eind november gaat ds van Dorp naar Brussel en vandaar naar Eindhoven waar zijn broer woonde. Het dienstmeisje diende hem aan als een hoge, Engelse officier (hij was kolonel).

Wederopbouw
In december hield hij voor radio Herrijzend Nederland in Eindhoven zijn eerste dienst in bevrijd gebied. Later, als hij meer hoort over de toestand in het westen tijdens de hongerwinter, wendt hij zich tot prinses Juliana die uit Canada was overgekomen omdat de bevrijding nabij leek.Als presidente van het Rode Kruis gaf ze hem een introductie voor de secretaris van de commissie buitenlandse betrekkingen van de anglicaanse kerk. Dan volgt een actie die £40.000 oplevert (nu ongeveer £1,2 millioen) en vele goederen. Na de oorlog mist hij veel bekende kerkgangers; er waren maar 20 personen van voor de oorlog overgebleven. In de dienst zijn er veel passanten, militairen en ambtenaren op weg naar Indië. In 1946 besluit hij af te treden als predikant van Austin Friars om de herbouw van de kerk en de opbouw van de gemeente over te laten aan een jongere opvolger. Het volgende jaar neemt hij ontslag als leger- en vlootpredikant. Twee jaar daarna overlijdt hij in Engeland nog maar 60 jaar oud, na zeer inspannende oorlogsjaren, waarin hij zich nooit ontzag.

Kees Knook